Als roofwild worden de inheemse roofdieren aangeduid, die onder het jachtrecht vallen. Dit zijn vooral vos, das, marderhond, wasbeer, nutria, steenmarter, mink en visotter. Ook de roofdieren lynx, wilde kat, visotter en wolf vallen onder het jachtrecht, maar deze dieren worden het hele jaar door beschermd.
De bejaagbare wildsoorten zijn doorgaans goed aangepast aan het leven in ons cultuurlandschap en ontwikkelen zonder bejaging hoge populaties, waardoor intensieve bejaging noodzakelijk is: Enerzijds ter preventie van ziekten, anderzijds om het kleinwild, voornamelijk kleine zoogdieren en grondbroeders, te beschermen.
Bijzonder aanpassingsvermogen vertonende wildsoorten zoals wasbeer, mink en marderhond zijn het hele jaar door bejaagbaar en alleen leidende ouderdieren worden tijdelijk uitgesloten van de strenge jacht.
Voor de roofwildbejaging is het aan te raden om te zitten en vooral de vallenjacht toe te passen.