Veld, bos en wild horen bij elkaar!
Landbouwers en bosbezitters hebben een gerechtvaardigd belang dat de wildschade beperkt of gecompenseerd wordt. Maar ook de jager moet er alles aan doen om te voorkomen dat hij bij de wildschade, die hem contractueel is overgedragen in de jachtpachtovereenkomst, voor onaangename verrassingen komt te staan.
Kosten voor de herbebossing van braakliggende gronden bedragen ongeveer 10.000,00 € / ha. PEFC-normen moeten worden nageleefd. Als dit niet door roodwild, reeën en mouflons tenietgedaan moet worden, moet de wildschade op deze percelen laag gehouden worden. Vooral in de eerste drie tot vijf jaar is het belangrijk voor reeën totdat "de planten uit de schuilplaats zijn gegroeid".
Onruststokers die de jagers degraderen tot ongediertebestrijders zonder het bestaande jachtgebiedsysteem en met een lichte hand de totale afschot van alle reeën met alle middelen eisen, komen niet tegemoet aan dit belangenconflict. Maar ook de jagers moeten bereid zijn om nieuwe wegen in te slaan, weg van een "doorgaan zoals het is".
Wettelijke Grondslagen voor Wildschadevergoeding
Deze zijn te vinden in de verschillende landelijke jachtwetten, landelijke jachtverordeningen en landelijke verordeningen ter uitvoering van de landelijke jachtwetten en de federale jachtwet. Wildschade wordt vergoed voor grootwild, en bijvoorbeeld voor wilde konijnen of fazanten op grondpercelen die tot een gemeenschappelijk jachtgebied behoren of aan een gemeenschappelijk jachtgebied zijn gekoppeld; hierbij bestaan veel uitzonderingsregels. In principe is de jachtvereniging verantwoordelijk voor de schadevergoeding. Tenzij de jachthuurder deze verplichting in de jachthuurcontract heeft overgenomen, wat zeer vaak het geval is.
Hoe kan de jager schadeclaims uit wildschade afweren?
Boeren, bosbezitters en jachtpachters zouden nieuwe aanplant en beschermingsmaatregelen bij voorkeur in overleg bindend moeten plannen. Intervaljacht op reeën, vooral op de calamiteitenpercelen, en de afschot van wild zwijn is de verantwoordelijkheid van de jagers, waarbij de bosbezitter en de boer, zoals in de volgende overeenkomst vermeld, kunnen en moeten ondersteunen als hij eventueel wildschade succesvol wil claimen. Alleen zo'n doelgerichte samenwerking garandeert een goede toekomst voor bos met wild. Het beste is dat de partijen de gezamenlijke aanpak bijvoorbeeld als volgt overeenkomen:
Voorbeeldtekst voor een Wildschade-overeenkomst
Voorbeeldtekst voor een overeenkomst met betrekking tot de wildschade aan maïs- en grasland en bosgebieden in het gebied van de jachtgemeenschap Y
Tussen landbouwer de heer X, …. de jachtgemeenschap Y als verhuurder, de jagers van het jachtgebied ...., ….
Vanwege de in het verleden opgetreden wildschade aan de maïs- en graslandgebieden evenals de bosgebieden in het gebied van de jachtgemeenschap ... treffen de partijen om wildschade te voorkomen de volgende maatregelen:
De landbouwer de heer X informeert de / het jachtgerechtigde tijdig – minimaal drie dagen voor de zaai en oogst van bijv. maïs - over de aanstaande werkzaamheden, zodat de jagers passende maatregelen kunnen nemen, respectievelijk in de herfst bijv. wildhekken weer kunnen verwijderen.
De landbouwer de heer X laat om elk maïsveld een strook van minimaal 70 cm vrij, zodat de jagers een elektrische afrastering tegen schade door wild kunnen opstellen. De jagers kunnen zichtsneden naar de bosrand, jachtpaden, jachtelementen en voederplaatsen op de percelen aanleggen. Voor dit oogstverlies ontvangt de heer X __________ € / hectare per jaar.
De jagers stellen rondom de momenteel ____ bekende maïsvelden een elektrische afrastering op en onderhouden deze dienovereenkomstig.
De landbouwer de heer X spuit het gebied van de afrastering met toegestane onkruidbestrijdingsmiddelen overeenkomstig zijn onderhoud van de maïsvelden, zodat de onderhoudskosten voor de jagers dienovereenkomstig verminderen. Uitzonderingen op deze regeling zijn gebieden waar gewasbeschermingsmiddelen slechts beperkt mogen worden gebruikt en waar de afrastering in dit gebied gemaaid moet worden.
De jagers informeren de eigenaren / pachters van de percelen schriftelijk over de wildschade, met name aan maïs- en grasland en herbebossingsgebieden, bij de vaststelling op korte termijn – zie bijlage hieronder. Hierbij wordt ook de schadevergoeding tijdig bepaald.
Door het aanleggen van plant- en jachtpaden in de bosculturen, het vrijmaken van de culturen ter vergemakkelijking van de jacht en tijdige informatie over nieuwe aanplantplannen wordt de jacht ondersteund. Bij de nieuwe aanplantgebieden zou een pad- en bezoekersleiding moeten ontstaan. Ook wandelaars, mountainbikers en andere bosbezoekers moeten voor deze calamiteitengebieden worden gesensibiliseerd. (Zie hiervoor de zogenaamde Bechener verklaring van de Kreisjägerschaft Rheinisch Bergischer Kreis, zie www.ljv-nrw.de )
De voortdurende communicatie tussen de jachtverpachter en de land- en bosbezitter, bijv. jaarlijkse gezamenlijke inspecties voor verdere afstemming, wordt regelmatig uitgevoerd.
Verdere maatregelen …
Informatie over wildschade
Wildschade op een grasland / maïsgebied
Bosgebied
Veld / bosgebied: ----------- Oppervlakte ca.__________ qm
Beschadigde bomen/planten: ____________________
De schade moet voor _____________________________ (maand/jaar) worden vergoed, uiterlijk voor het voorjaar van het volgende jaar.
De ondertekenaar verplicht zich om tijdig contact op te nemen met de verantwoordelijke eigenaar / pachter / landbouwer om de schade te vergoeden.
Musterstadt, den _______Handtekening jachtverpachter:
------------------------------------------------------------------------------
De jachtverpachter heeft op grond van § 1 lid 2 van de federale jachtwet de verplichting om wildschade zoveel mogelijk te vermijden. Jagende moeten de landbouwer en de bosbezitter concrete voorstellen doen ter vermindering van de schade.
Vaak verzet de landbouwer / bosbezitter zich tegen samenwerking ter voorkoming van wildschade aan maïs- en grasland of schade door vraat in bosgebieden. Hij zal dan geen overeenkomst sluiten. Maar ook de landbouwer en de bosbezitter moeten samenwerken met de jachtverpachter om een dreigend mede-schuld te voorkomen. Wat betreft de wederzijdse verplichtingen van de partijen vatten we enkele uitspraken uit de literatuur en rechtspraak samen, zie uitgebreider: Artikel RA Jürgen Reh in RdL 01/2020:
De § 254 BGB is gebaseerd op de rechtsgedachte dat degene die de zorgvuldigheid negeert die naar de situatie vereist is om zichzelf tegen schade te beschermen, het verlies of de vermindering van zijn schadeclaims tot 100 % moet accepteren.
Een uitsluitende mede-schuld zou de landbouwer / bosbezitter treffen die bepaalde zaaien of aanplantingen doet, waarbij naar de situatie van het gekozen perceel ("situatiegebondenheid") en naar keuze van de te verbouwen cultuur met zekerheid een overmatige wildschade te verwachten is.
Het is niet toegestaan om zonder rekening te houden met de situatie van een perceel, de hoogst mogelijke opbrengst na te streven. De landbouwer kan uiteraard niet worden voorgeschreven wat hij op zijn percelen teelt. Deze vrijheid van teeltmethoden kan in het geval van een (overwegende) mede-schuld echter leiden tot het feit dat hij geen recht heeft op schadevergoeding voor wildschade.
Ook de federale rechtbank is van mening dat als uitdrukking van de sociale verplichting van eigendom (Art. 14 lid 2 GG) wildschade door de eigenaar in zekere mate toch onbetaald moet worden geaccepteerd. De omvang van deze verplichting wordt bepaald door de situatie en de staat van het perceel, evenals de inbedding in het landschap en de natuur, met andere woorden, zijn "situatie". Het accepteren van bepaalde wildschades komt daarom in principe neer op een uitdrukking van sociale binding.
Ook de landbouwer heeft een mede-schuld als hij zonder rekening te houden met de situatie en met kennis van de onjachtbaarheid van een perceel (maïs tot aan de bosrand, geen plantafstand van 6 m tot de perceelsgrens in het bos) afziet van het creëren van effectieve jachtmogelijkheden, bijvoorbeeld door het aanleggen van jachtpaden in de hoofdteelt en zichtsneden tussen hoofdteelt en bosrand. Bovendien is het vrijhouden van de randgebieden die niet tot het bewerkte perceel behoren, een vanzelfsprekendheid.
Voorbeelden van mede-schuld van de landbouwer uit de Duitse rechtspraak
- Onjuiste landbouwpraktijken, bijvoorbeeld door het inwerken van bodemgewassen of het onderwerken van gehakseld, niet geoogst maïs met daaropvolgende graanzaai (Landgericht Schwerin; uitspraak van 8.11.2002, 6S 269/01)
- Ontbreken van jachtpaden in de hoofdteelt en zichtstroken tussen hoofdteelt en bosrand (Belling in Staudinger: Commentaar op het BGB, herziening 2008, § 835 BGB, Rn. 3)
- Overduidelijk risico op wildschade bij de teelt (Amtsgericht Garmisch-Partenkirchen in Rdl 1968, 243; Amtsgericht Bad Segeberg in MDR 1952, 167); bijv. bijzonder wildschadegevoelige cultuur aan een bekend wildschadegevoelige bosrand (Englaender in AgrarR 1976 S. 40)
Het voorkomen van wildschade wordt dus niet alleen van de jachtpachter geëist, maar ook van de landbouwer en bosbezitter. Paragraaf 32 BJG moet zo worden geïnterpreteerd dat de werkende landbouwer beschermingsmaatregelen moet mogelijk maken en deze moet dulden. Paragraaf 254 Burgerlijk Wetboek (BGB) "Mede-schuld" gaat nog verder en eist dat men meewerkt aan het voorkomen van schade. Afhankelijk van de schadegevoeligheid van de teelt is volgens BJG een meer of minder mate van medewerking verplicht.
Om een mede-schuld te kunnen vaststellen, moeten jagers nauwkeurig documenteren welke maatregelen ter schadebeperking de benadeelde landbouwer / bosbezitter wanneer, waar en hoe, in aanwezigheid van wie, heeft geweigerd. Een zo volledig mogelijke documentatie is daarbij altijd nuttig. Wat betreft de wijze van documentatie is fotodocumentatie, vooral bij maïs, altijd het beste; hetzij vanuit een verhoogde positie of met behulp van een drone.
En als het dan toch in de procedure en de rechtszaak gaat
Valstrikken van de voorlopige procedure (NRW)
Allereerst moet worden gecontroleerd of de aansprakelijkheid voor wildschade daadwerkelijk door een geldige overeenkomst in het jachtpachtcontract op de jachtpachter is overgedragen.
Een andere vereiste is een correcte voorlopige procedure. Een gebrekkige voorlopige procedure bij wildschade leidt (onder bepaalde omstandigheden) tot de onontvankelijkheid van de vordering tot betaling van wildschade, bijvoorbeeld § 35 lid 1 van de Landesjagdgesetz NRW.
Hieronder presenteren we een voorbeeldige controle van wildschade in grasland. Voor schade in het bos gelden andere termijnen en vereisten.
Een correcte melding van wildschade in grasland vereist dat de benadeelde binnen een week aan de bevoegde autoriteit volgens § 34 BJG doorgeeft wanneer hij welke schade op welke plaats aan welke planten heeft vastgesteld, zodat de bestuursautoriteit in staat is deze schade te beoordelen op soort, omvang en ontstaanstijd en de door het wild veroorzaakte schade kan inschatten. Alleen als de omvang, plaats en aard van de afzonderlijke schadegevallen nauwkeurig zijn gedocumenteerd en beoordeeld, is een voldoende onderscheidbaarheid gewaarborgd. Twijfels komen voor rekening van de benadeelde. Om de bestuursautoriteit en de door haar aangestelde wildschade-expert in staat te stellen de gemelde schade concreet in te schatten, moet het mogelijk zijn om onderscheid te maken tussen oudere schadegevallen, of ze nu zijn gemeld of niet, en jongere nog niet gemelde schadegevallen. Vooral op percelen die al meerdere keren door wildschade zijn getroffen, moet een controlecyclus van een week worden aangehouden.
Afhankelijk van de deelstaat wordt na de melding soms nog een overeenstemmingprocedure ingeschakeld.
Bij het ontbreken van een onderlinge regeling plant de autoriteit onmiddellijk een plaatsbezoek met de contractpartijen (ook de jachtgemeenschap) en de lokale wildschade-expert.
De benadeelde moet zich absoluut niet laten verleiden tot verzamelafspraken, omdat hij dan in een volgend rechtsproces in ernstige bewijsnood komt.
En hij moet elke keer de melding schriftelijk laten bevestigen. Alles veronderstelt natuurlijk dat hij minstens eenmaal per week zijn grasland controleert. Een gebonden notitieboek met de juiste aantekeningen en bevestiging door getuigen is voordelig, omdat dit als bewijsstuk aan de rechtbank kan worden voorgelegd.
Een grote tijdsafstand tussen de schademelding en de daadwerkelijke afspraak op de schadeplaats van meer dan 2 maanden is daarom van groot belang, omdat het dan niet meer mogelijk is om te onderscheiden tussen eventueel vervangingsplichtige oude schade die niet tijdig is gemeld. In dit opzicht heeft de wetgever in § 37 lid 1 LJG NRW een duidelijke regeling getroffen, waarin staat dat er onmiddellijk een afspraak op de schadeplaats moet plaatsvinden.
De term "onmiddellijk" is in het kader van de betwisting in § 121 lid 1 zin 1 BGB legaal gedefinieerd en betekent "zonder schuldige vertraging". Deze onbepaalde rechtsbegrip is in het LJG NRW zo geconcretiseerd dat voor de gehele voorlopige procedure een concentratie- en versnellingmaxime in acht moet worden genomen. Want de voorlopige procedure verliest zijn doelstelling als deze niet snel door de bevoegde gemeente wordt uitgevoerd. Zie Thies/Müller-Schallenberg, JagdR Nordrhein-Westfalen, blz. 278e
De snelle planning van een afspraak op de schadeplaats heeft als doel dat niet alleen alle mogelijkheden voor een minnelijke schikking worden uitgeput, maar indien nodig zonder tijdsvertraging een schadevaststelling wordt gestart. In de context van het LJG NRW betekent onmiddellijk daarom zo snel mogelijk. Dit betekent dat er binnen maximaal 48 uur een afspraak moet worden gepland en binnen nog eens maximaal 48 uur moet worden uitgevoerd. Zie Thies/Müller-Schallenberg, JagdR Nordrhein-Westfalen, blz. 278d. De benadeelde moet zogenaamde verzamelafspraken op een later tijdstip absoluut afwijzen.
Als de afspraak echter bijvoorbeeld pas maanden na de schademelding wordt gepland, is het kenmerk onmiddellijk duidelijk niet meer vervuld. Gevolg is dat ook het onderscheid tussen oude en nieuwe schade niet meer mogelijk is, omdat er geen tijdsverband meer is.
Daarmee is het ook voor de deskundigen die in de voorlopige procedure met de wildschade-inschatting zijn belast onmogelijk om een onderscheid te maken tussen vervangingsplichtige nieuwe schade en niet meer vervangingsplichtige oude schade. De eisende partij die stelt dat dit onderscheid probleemloos mogelijk was, komt steeds weer reflexmatig naar voren, maar is niet voldoende.
Een te late oproep uitsluitend voor een schatting voldoet absoluut niet aan de eisen.
Bij de eerste vaststellingsafspraak moet bij voorkeur de wildschade-expert worden opgeroepen en aanwezig zijn. Dit moeten de betrokkenen, in het bijzonder de eisende partij, onmiddellijk aanvragen. Het veiligstellen van bewijs is uiterst belangrijk voor de handhaving van vorderingen! Oproepen en protocollen moeten zorgvuldig worden gecontroleerd.
Procedure van de plaatselijke afspraak
In het begin, maar ook tijdens de plaatselijke afspraak, probeert de vertegenwoordiger van de autoriteit een minnelijke schikking te bereiken. De schade-expert stelt de hoogte van de schade vast en maakt hiervoor een verslag op met de aanduiding en het type van het perceel, de wildsoort en de omvang van de schade naar oppervlaktegrootte en het resultaat, het schadebedrag. Er ligt een zekere beoordelingsvrijheid in de aard van de zaak. De beschrijvingen omvatten ook tekeningen en fotografische weergaven van de omvang van de schade en de omgevingssituatie (vgl. VG Cottbus, uitspraak van 27.08.2015 - 3 K 935/13).
Hieruit stelt de autoriteit een voorlopige beslissing op met een rechtsmiddeleninformatie.
Als geen van de partijen hiertegen in beroep gaat, wordt de voorlopige beslissing rechtskrachtig.
De schadevergoeding is gebaseerd op § 249 BGB op de totale schade in geld; want een herstel van de status quo ante is niet meer mogelijk. En ook de proceskosten maken deel uit van de schade; ook al willen de gemeenten deze kosten steeds weer verdelen op basis van § 40 lid 3 LJG NRW.
Dat zou ook onbillijk zijn, omdat het de benadeelden bij kleine schadegevallen zou afschrikken om een melding te maken vanwege de te vrezen kostenlast. En dan heeft de landbouwer later het probleem om oude schade betrouwbaar van nieuwe schade te onderscheiden. Het resultaat is dan dat de gehele schadevergoeding niet meer afdwingbaar is.
Zie ook: AG Siegburg, uitspraak van 16.2.2011 118 Ca 186/10; AG Meschede 6 C 50/17 van 27.6.2017
Klachtprocedure
In elke klachtprocedure moet worden gecontroleerd of de vereiste voorafgaande procedure volgens § 36 lid 1 LJG NRW volgens §§ 36-41 LJG NRW  >niet correct is uitgevoerd en of er sprake is van een ernstig gebrek, en of de schadevergoeding in hoogte correct is beoordeeld.
Indien nodig moet men als jachtpachter ook eens een rechtszaak aangaan. Het is soms op de lange termijn leerzaam voor de vermeende benadeelde, wanneer de schadehoogte samenvalt met mede-oorzaak of wanneer formele gebreken in de voorafgaande procedure problemen veroorzaken.
Wildschade-inschatting – Voorbeoordeling, Bewijsmateriaal
Voor de procedure verwijzen wij naar de artikelen
https://ljv-hessen.de/wp-content/uploads/2017/05/Wildschadensregulierung2.pdf
https://www.gstb-rlp.de/gstbrp/Forsten en Jacht/Jachtgemeenschappen/Artikelen/Wildschade en Wildschadevergoeding/Juridische Grondslagen en de Procedure bij Wildschadevergoeding (Schriftenreihe LWK RLP, pdf)/Juridische_Grondslagen_Wildschadevergoeding.pdf
Het standaardwerk over het onderwerp: Wild- en Jacht schadevergoeding, Handboek voor schadeafhandeling met berekeningsgrondslagen en tabellen, Verschijning bij Carl Link Verlag september 2017, Losbladig, 470 pagina's; 978-3-556-75400-9 (ISBN)