Met grootwild wordt in de Duitstalige wereld vooral bijzonder sterk en in zijn fysieke verschijning groot wild bedoeld, dat voornamelijk op het Afrikaanse continent evenals in het Oost-Europese en Noord-Aziatische gebied, maar ook in Noord-Amerika te vinden is. Bij de benaming grootwild gaat het geenszins om een zoologische vakterm, maar eerder om een term die wordt gebruikt om het wild dat de inheemse hoogwildsoorten nog overtreft, te classificeren. Klassieke grootwildsoorten zijn: wisenten, beren, elanden, maar ook leeuwen, buffels, giraffen en zelfs olifanten.
De grootwildjacht wordt vaak ook in verband met de traditionele term safari gebruikt en is steeds weer een openbaar discussieonderwerp, aangezien sommige grootwildsoorten als bedreigd en/of beschermenswaardig worden beschouwd.
Om grootwild op een diervriendelijke manier te kunnen afschieten, zijn ook sterkere projectielen en dus grotere kalibers nodig. Van een zogenaamde voor de grootwildjacht geschikte grootkaliber spreekt men doorgaans vanaf een projectieldiameter van 0.375 inch (9,53 mm).