Het jachtrecht verdeelt wild in Duitsland onder andere in hoog- en laagwild. Deze termen zijn van historische oorsprong. Achter het hoogwild schuilen de verschillende wildsoorten waarvan de jacht bijzonder gewaardeerd werd en die daarom voorbehouden waren aan de hoge adel (Hoge Jacht). De jacht op laagwild mocht daarentegen ook door vertegenwoordigers van andere standen (lage adel, hoge burgerij, enz.) worden uitgeoefend.
Tot het hoogwild behoort tegenwoordig al het hoornwild met uitzondering van het ree. Verder behoren het korhoen, de steenarend en de zeearend tot het hoogwild. Al het overige wild valt onder het laagwild.