In tegenstelling tot loop van geweren zijn de lopen van jachtgeweren glad en hebben ze geen trekken en velden. Hieruit wordt jachtgeweerpatronen afgevuurd, dus hagel, post of jachtgeweerprojectielen.
Het nummer voor het kaliber bij hagelgeweren komt voort uit een ietwat ruwe berekeningsformule: Kaliber 12 heeft de loopdiameter die een kogel zou hebben, als een Engelse pond lood in 12 gelijke delen was verdeeld en deze kogel uit een van deze delen was gevormd. Dit geldt ook voor de kalibers 16 en 20.
Jachtgeweren zijn ontworpen voor schoten op korte afstanden, afhankelijk van de hagelkorrelgrootte en het kaliber bedraagt de optimale werkingsafstand ongeveer 35 meter, het gevaarlijke bereik van een jachtgeweer wordt echter 100.000 keer zo groot opgegeven als de grootte van de hagelkorrel. Hagelpatronen met een korrelgrootte van 2 mm hebben dus een gevaarlijk bereik van 200 meter, 3 mm hagel dan 300 meter en ga zo maar door.
Jachtgeweren worden vaak uitgerust met zogenaamde chokes. Chokes zijn ofwel vast in de loop ingebouwde vernauwingen, of schroefbare loopvernauwingen. Ze vernauwen de loop aan de monding en zorgen ervoor dat de spreiding van de hagelpatroon wordt aangepast aan het doel waarvoor het jachtgeweer wordt gebruikt.